De Meerstraatvaas: laatste stop bij Annie en Lionel

Voor de laatste keer laten we de Meerstraatvaas doorgaan. Samen met Linda bellen we aan bij Annie en Lionel, met onze bloemen. Een taartje zou niet misstaan hebben bij dit feestelijk interview en daar weet Lionel alles van.

Bij wie loopt het water niet in de mond bij de geur van vers gebakken brood? Voor Lionel was dit 35 jaar dagelijkse kost. Als bakker kwam zowat iedereen uit de Meerstraat bij hem over de vloer. En voor hem zijn vader en zijn grootvader, van een familiebedrijf gesproken!

Meerstraters sinds … mijn geboorte

Lionel: ‘Ik ben in 1948 geboren in de Meerstraat en heb nooit ergens anders gewoond dan in de Meerstraat. Mijn grootvader is in 1938 gestart met de bakkerij, ik volgde mijn vader op in 1968. Bakker zijn is een mooie maar harde stiel. Ook mijn moeder en mijn zus Leona werkten mee. We hebben hard gewerkt, sinds 2003 geniet ik van mijn pensioen’.

Ook zijn vrouw Annie is geboren en getogen in de Meerstraat, net zoals Linda. Allemaal zijn ze in de Meerstraat blijven hangen. Ze dragen de Meerstraat een warm hart toe en koesteren mooie herinneringen aan de koers, de kermis en het alledaagse samenzijn.

Het mooiste beroep

De grootvader van Lionel startte met bakken in de Meerstraat in 1938. Naast een winkel deed hij ook nog een broodronde.

Lionel heeft de bakkerstiel door de jaren heen zien evolueren. ‘Vroeger lag de focus op brood en in het weekend bakten we vlaaien. Een brood van anderhalve kilo kostte 14 frank.

Daarnaast boden we mensen ook de mogelijkheid om hun eigen brood of vlaaien in onze oven af te bakken. Het was een houtgestookte oven met steen, met de restwarmte werden broden van particulieren afgebakken.’

Tot voor de jaren 1960 hadden maar weinig mensen thuis een (elektrische) oven. Grotere boerderijen hadden meestal wel een eigen bakhuisje met oven.
In het overbekende Ons kookboek van de Belgische Boerinnenbond van 1949 wordt dat bakken bij de bakker nog vermeld[1]

Linda: ‘Ik herinner me nog dat ik als kind door mijn moeder naar de bakkerij werd gestuurd. In een aarden pot verpakt in een keukenhanddoek zat een vlaai, klaar om afgebakken te worden.’

Op den buiten

Niet enkel in de bakkerij werd er veel en hard gewerkt. Tot aan de tweede Wereldoorlog bestond de Meerstraat hoofdzakelijk uit een aaneenschakeling van kleine boerderijtjes. Ondertussen zijn het merendeel van deze kleine hoevetjes afgebroken en vervangen door woonhuizen.

Lionel: ‘De meesten families hadden slechts een houten kruiwagen, 1 varken en wat kippen en een kleine akker. Sommige hadden ook nog 1 koe. Het was hard werken voor een beperkt inkomen – juist genoeg om rond te komen, maar toch waren de mensen gelukkiger dan nu.’

Linda: ‘Mijn grootvader Emiel De Roo trok wekelijks naar de groetenmarkt in Gent. Met groeten uit onze ‘hof’ en fruit van onze boomgaard ging hij met paard en kar ’s morgens vroeg op pad. Afhankelijk van het seizoen verkocht hij appelen, peren, kersen en noten.’

Annie: ‘Ook bij de klompenmaker was het altijd druk. De meeste mensen, zowel mannen als vrouwen en kinderen, liepen op klompen. Deze werden gemaakt uit wilgenhout, wat in de buurt massaal aanwezig was. In tegenstelling wat je zou denken, hadden we geen koude voeten. Er waren zelfs mensen die nooit kousen droegen! Ondanks het zachte wilgenhout waren klompen heel sterk en gingen verschillende jaren mee. Men deed er alles mee: werken op het veld en werken in de stal, boodschappen doen, … zelfs als het sneeuwde, droeg men gewoon zijn klompen door’.

Bedrijvigheid in de Meerstraat

Annie: ‘Naast de bakkerij waren er ook nog andere zelfstandigen in de Meerstraat. Zo had je een snoepwinkel, bij ‘Vitrientjes’. Er waren ook twee beenhouwers, waarvan er zich eentje bevond op de hoek met de Geraardsbergsesteenweg, recht tegenover de brouwerij, dat was beenhouwer Germain Verspeten. De andere beenhouwer was Valère Lessens. Voor kleding en ondergoed moest je bij Suzanne Kaekebeke zijn.’

Er waren ook heel wat café’s in de Meerstraat. Zo baatte Louise De Schampelaere een klein winkeltje uit met kruidenierswaren en snoep, dat tegelijkertijd ook een café was. In dit café vond de prijsuitreiking van de koers plaats. Het was ook hier dat tijdens de kermis de reuzen vertrokken. Ook de duivenmelkers kwamen hier wekelijks samen.

Processie

Naast een tijd van werken was er zeker ook tijd voor ontspanning. Tijdens de processie kwam iedereen op straat. Alle huizen werden mooi versierd met bloemen.

Linda: ‘Ik herinner mij nog dat ik in de Meimaand van deur tot deur rondging om het meigeld op te halen’.

Mijn leukste Meerstraat anekdote:

Lionel: ‘De mensen waren vroeger heel gelovig. Zo maakte men met het broodmes eerst een kruis over het brood vooraleer het aan te snijden. Op die manier wou men God bedanken voor het dagelijkse brood.

Ook toen iemand stierf, werd er een heel protocol gevolgd. Alle gordijnen werden gedicht en buiten aan de voordeur werd een groot kruis geplaatst. Mensen kwamen thuis het lijk groeten. De pastoor kwam op de dag van de begrafenis te voet naar het huis van de overledene, om samen in stoet met de familie, buren en vrienden naar de kerk te gaan. Rijke mensen konden het zich veroorloven om met de koets naar de kerk te gaan. Zowel de koets als de paarden waren volledig in het zwart gehuld.’


[1] https://www.mot.be/nl/opzoeken/bakovens/geschiedenis/geschiedenis-van-de-bakoven, geraadpleegd op 24/01/2024.