De kern van elk circus is de show. Artiesten oefenen jarenlang om het beste van zichzelf te geven. Steeds met lef, passie en gedrevenheid. Er zijn clowns, acrobaten, handigheidsartiesten en dierentrainers. Allemaal werken ze mee om een geslaagde show in elkaar te steken. Tijdens het circusseizoen meerdere keren per week. De show vandaag is niet de show van vroeger. Acts veranderen door de tijd heen. Omwille van veiligheidsmaatregelingen, wetgeving, interesse van het publiek …
Welke acts werden in de regio zoal opgevoerd?
De eerste circussen? Die ontstonden vanuit paardenshows. Rondreizende ruitergroepen lieten in maneges hun beste kunsten lieten zien: dressuur, voltige (acrobatiek op een bewegend paard), komische ruiterscènes en evenwicht op het paard. Ze gelden als de voorlopers van het circus. De Engelsman Philip Astley (1742-1814) bracht als eerste variatie binnen de paardenshow. Paardenacts wisselden af met draadlopen, evenwichtskunsten en acrobatie. Het circus was geboren.
In België richtte Blondin (1775-1847) in 1815 het eerste circus op. Zijn Cirque Olympique toonde grotendeels ruitervaardigheden, afgewisseld met acrobatie. Blondin zelf was een ervaren ruiter, gespecialiseerd in springen en kunstrijden en dat liep hij graag te verkondigen. Zo presenteerde hij zichzelf als “geprivilegieerd professor in de rijdkunst van Zijne Majesteit de Koning van Pruizen”.
Paarden bleven decennialang onderdeel van de circusshow. Circus De Vos van Frans De Vos toerde vanaf 1890 rond met een bescheiden circus van slechts enkele artiesten, maar wel paarden. Familie Demeyer, Tondeurs, Malter, Jhony … allemaal brachten ze paardenacts in de piste. Aan het einde van de twintigste eeuw daalde het aantal paardenacts.
Kraks in acrobatie
Naast paarden heeft acrobatie een centrale plaats in het circus. Deze evenwichtskunstenaars lopen op één hand, fietsen op een eenwieler of draaien rond in een ‘cyr wheel’. Acrobaten zijn echte krachtpatsers.
Later vormde Gustaaf met zijn kinderen het acrobatische trio Roger. Zo balanceerde hij zijn zoon Roger op één hand in de lucht.
Als je acrobatie zegt, zeg je ook luchtacrobatiek. Draadlopers op de strakke of slappe koord en trapezisten tonen hun kunsten meters in de lucht. Acrobatiek is door de jaren heen veranderd door de invoering van strengere veiligheidsmaatregelen. Hierdoor kunnen artiesten zowel hun luchtacts veiliger uitvoeren als spectaculairder door nieuwe technieken.
De magie van handigheidsartiesten
Binnen het circus had je ook handigheidsartiesten: jongleurs, krachtpatsers, messenwerpers, illusionisten, buiksprekers … Harry Malter kwam aan het begin van zijn circuscarrière op het toneel als een houdini met een boeiennummer. Hij bond meerdere boeien vast om zijn lichaam en probeerde dan zo snel mogelijk uit de boeien te geraken. Alexandra Malter (°1997), dochter van Lucky Malter, is een gedreven Hula Hoop artieste die de hele wereld rondreist. Corneel van Hummelen was een gekende jongleur.
Dieren in het circus
Dieren hebben altijd een grote rol gespeeld binnen het circus. Oorspronkelijk kwamen dus enkel paarden in de piste. Vanaf 1860-70 kwamen de eerste wilde dieren op het toneel. In de regio toerden weinig circussen met wilde dieren, wel met kleine dieren als honden en geiten. Toen de familie Malter aankwam in België in 1954 ging het slecht met de Belgische circussen. Het Tiroler circus kwam met een nieuw type show, met veel dieren (beren, olifanten, leeuwen …), en dat viel in de smaak. Zij zorgden voor een vonk in het circuslandschap. Een deel van de Malter kinderen stampten hun eigen circus uit de grond (Circus Piste, Rose-Marie Malter, Wiener Circus). Ook in hun shows stonden dierenacts centraal.
Dieren hadden een grote aantrekkingskracht, op jong en oud. Veel grote circussen pakten dus graag uit met affiches waar wilde dieren opstonden. Dieren waren niet weg te denken uit de circuspiste. Daar kwam in het begin van de 21e eeuw verandering in. In 2006 kwam de Vlaamse regering met een nieuwe wet rond dieren in het circus, tot ongenoegen van menig circusdirecteuren. Circussen die met wilde dieren werkten, dreigden hun subsidies te verliezen. Er was dus geen verbod, maar het werd streng afgeraden. Er volgde een uitdoofcompensatie, maar dat maakte het gedane leed niet lichter. Sinds 10 maart 2014 geldt in België een effectief verbod op het gebruik van wilde dieren in circussen. De wet betekende het definitief einde voor de dierenshows. Shows met o.a. honden kunnen nog wel, maar om protest en boetes te voorkomen weren veel circussen alle dieren uit hun circus.
Clowns centraal …
Je zou het anders denken, maar een andere zo gekende figuur was er niet van in het begin bij: de clown. De clownsfiguur bestond weliswaar al lang, maar maakte pas later haar intrede in het circus. Het is een figuur die vele evoluties kende. Eerst had je de witte clown te paard. Daarna de witte clown met paillettenkostuum. De pailletten schitterden in het licht en de clown leek zo licht te geven tijdens zijn sprongen. Vanaf 1870 speelde de august in de piste. De august is de typische clown zoals velen hem kennen: met rode neus. De august en de witte clown werden na verloop van tijd tegenspelers.
Veel Vlaamse clowns waren sprekende clowns. De Minnaert clowns Gastonske en Titi verwerkten plaatselijke anekdotes, persoonsnamen en het dialect in hun sketches. In 1956 kwam een nieuwe soort clown op het toneel. Deze ‘moderne clown’ bootste de serieuze circusacts op een komische manier na. Vandaag de dag is de witte clown verdwenen en spelen vaak meerdere augusten samen. De clown verloor de laatste decennia opnieuw meer terrein aan de acrobatie.
Circus-duizendpoten
Als klein circus had je slechts een aantal artiesten, maar moest je wel met een gevarieerde show komen. Als circusartiest moest je dus vaak meerdere rollen op je nemen. Elke artiest specialiseerde zich doorheen de carrière dan ook in verschillende disciplines.
Marino Demeyer, zoon van Fréderic Demeyer, werkte met paarden, speelde witte clown, voerde de regie uit en trad later, samen met zijn vrouw Leonie Minnaert, op met honden- en geitendressuur.
Lucky Malter (1962-99) was net als Pierre een veelzijdige artiest. Hij trad op in het Wienercircus als spreekstalmeester en regisseur. Daarnaast speelde hij saxofoon, was hij jongleur en deed enkele dierennummers. Het bekendst werd hij als august.
Terwijl circusartiesten vroeger vaker in meerdere acts gespecialiseerd waren, beoefenen veel artiesten vandaag slechts één act. Er ligt dan wel extra druk op hun schouders om de beste te worden in wat ze doen en in elke show iets nieuws en spectaculair te tonen.
Spektakel in de pantomime
Vanaf het begin van de circusgeschiedenis kende elke circusshow op het einde een Pantomime. Tijdens de pantomime brachten alle artiesten samen een verhaallijn. Elke artiest kon binnen de verhaallijn zo nog eenmaal zijn kunsten tonen. Blondin toonde in zijn shows de pantomime ‘De grooten triumf van Hercules’ met muziek, acrobatiek en vuurwerk. Na WO I verdwenen de pantomimes van het toneel. Vandaag stellen circusuitbaters vast dat er meer nood is aan regie om mensen te boeien, succes te kennen. Elke act moet aan elkaar hangen met een verhaal, muziek, licht, enscenering en kostuums. Denk maar aan Cirque Du Soleil waarbij elke artiest met veel spektakel zijn kunnen toont binnen een groter verhaal. Je kunt zeggen dat vandaag de hele circusshow een pantomime is geworden.
Parade maken
Voordat de show begon, maakte de circusdirecteur eerst ‘parade’. Dit was zoveel als live reclame maken voor de show. Voor de ingang van het circus, op een verhoging, stelde de circusdirecteur al zijn artiesten voor. Het publiek kreeg een voorsmaakje van wat hen binnen te wachten stond. Vaak stonden er zogenoemde baronnen tussen het publiek. Zij stapten aan het einde van de parade als eerste naar binnen. Op die manier probeerden ze andere mensen te overtuigen. Net voor de show van start ging, luidde een artiest de paradebel, om de laatste bezoekers naar binnen te lokken. De show kon beginnen!
Circussen zijn afhankelijk van het publiek. Ze draaien op wat het publiek goed vindt. Geen goede of interessante acts, betekent geen publiek en dus geen inkomsten. Mensen gingen graag naar circussen om zich te amuseren. Zo waren circussen enorm geliefd op het platteland in een tijd waarin er nog weinig ontspanningsmogelijkheden waren. Toen in de jaren 60 de televisie opkwam, daalden de bezoekerscijfers drastisch. Mensen zaten liever thuis voor de TV naar een tv show te kijken dan naar een circusshow die vaak dezelfde trucjes bracht. De komst van de TV betekende de doodsteek voor veel circussen. De circussen die het overleefden of later hun begin kende, moesten met grotere en spectaculairdere acts komen om publiek te trekken en zeker om een volwassen publiek aan te trekken. Vooral de Malterfamilie slaagde hier in de jaren ‘60 en ‘70 in. Maar ook circus Jhony kende decennia lang succes.