Van openlucht naar tent

Iedereen kent de grote circustent gemaakt van zeil, maar wist je dat de tent als circusplek geen vaststaand feit is? De tent zelf veranderde doorheen de tijd. Nieuwe technieken maakten ze praktischer en makkelijker op te bouwen. Maar vroeger werd er ook in theaterzelen en in openlucht opgetreden. En vandaag de dag wordt circus ook op festivals en in culturele centra gebracht.

Er is een duidelijke evolutie zichtbaar, maar ook veel continuïteit. Dat zien we ook in de streek.

Een streepje algemene circusgeschiedenis

De eerste voorstellingen vonden niet plaats in een tent of gebouw. Nee, voor 1800 traden artiesten op in openlucht op bestaande maneges of op een afgebakend terrein.

Vanaf 1800 organiseerden meer en meer circussen hun shows in bestaande zalen of theaters of in manages met aangepaste tribunes. In die tijd konden vooral de gegoede burgers naar het circus gaan. Zij maakte van het theatergebouw de plek om met hun rijkdom te paraderen. Pas vanaf 1825 verschijnen de eerste tenten in België. Zo konden ze in alle weersomstandigheden optreden. Deze waren van hout gemaakt en het dak was bedekt met een zeildoek. Later met teerpapier en zink. De eerste tenten van grote circussen waren dus grote, stevige constructies die enkele maanden op dezelfde plek stonden staan. Niet de circusartiesten, maar professionele circusbouwers ontwierpen en bouwden ze. Aan het einde van het circusseizoen braken de tent af en bewaarden hem in een loods tot het jaar daarop. 

Toen Blondin in 1817 met zijn Cirque Olympique aankwam in Gent liet hij een houten constructie van 22 meter lang optrekken, met een voorgevel en een podium vanwaar de artiesten werden voorgesteld. Weinig circusuitbaters hadden in die tijd een constructie van die grote. Naarmate meer artiesten en paarden optraden, nam de constructie in grootte toe. Iedereen die naar het circus van Blondin ging kijken, stond versteld van de buitengewone omvang van de tent.  Na WO I verdween de grote constructie uit het straatbeeld.

Enkel grote circussen konden zich zo’n tent veroorloven. Kleine circussen reisden rond met halfconstructies of kiosken die ze zelf bouwden. Ze waren op dezelfde manier gebouwd, met hout en zeildoek, maar waren veel kleiner in diameter. Alles was compacter, ook de tribunes. Het publiek zat zo dicht bij elkaar dat de ene met zijn knieën porde in de rug van die voor hem. Sommige zaten bijna bij elkaar op schoot. Iedereen was zo op een manier met elkaar verbonden en bij het lachen trilde de hele tribune mee. Desondanks duurde het twee à drie dagen om de tent op te bouwen. 

Achter de hoofdtent stonden staltenten, waarin de paarden en olifanten hun verzorging kregen, en materiaaltenten. Van 1850 tot in 1960 bleef de halfconstructie aanwezig op alle foorpleinen.

De chapiteau vervangt vanaf 1906 geleidelijk aan de halfconstructie. Haar grootste voordeel is dat ze in een mum van tijd opgebouwd en afgebroken is.

Het Tiroler Circus koos bewust voor de chapiteau. Ze waren hierdoor een flexibel circus dat elke dag zijn tent ergens anders kon opbouwen. Zo konden ze op plaatsen komen waar andere circussen nooit kwamen. Gottfried Malter, de vader van Harry Malter, wilde zo de massa bereiken. Hij had liever een volle tent aan halve prijs dan een halve tent aan volle prijs. Het circus moest democratisch blijven, vond hij. Circus Piste (1972-78) toonde zijn voorstelling in een tweemast chapiteau met verhoogde piste in de wel gekende kleuren blauw-geel. Vandaag gebruiken alle nog rondtrekkende gezelschappen, waaronder het Wiener Circus, een chapiteau.

Terwijl de tent het circussymbool bij uitstek is, is optreden in zalen nooit echt verdwenen. Toen WO I uitbrak moest Pierre Minnaert zijn circustent achterlaten. In die periode trad hij met zijn circus op in Gentse cinemazalen en een paar keer in het Nieuw Circus Gent. Daarbij trokken sommige circussen in de winter langs dorpen om er in zaaltjes of herbergen bescheiden circusshows te presenteren. Het Tiroler circus had in zijn eerste jaren geen tent en trad op in scholen of zette de wagens in een vierkant en spanden daar tussen de zeilen. 

Vandaag spelen o.a. grote buitenlandse circussen zoals Cirque Du Soleil hun shows in het Sportpaleis of in het Kuipke in Gent. Bovendien verhuurt het Wiener Circus vandaag zijn artiesten voor teambuildings en bedrijfsfeesten en treden ze dus ook buiten de tent op. 

Daarnaast tonen veel artiesten vandaag hun acts in openlucht op pleinen en festivals. Circusgezelschappen nemen ook meer en meer hun plek op in de programmatie van culturele – en gemeenschapscentra. Een overzicht van gezelschappen en festivals vind je op www.circuscentrum.be.