Zijn jeugdjaren
François Erasmus, ofwel ‘Blondin’ (naar zijn blonde haren), mag je gerust de pionier van het Belgische circusleven noemen. Geboren in Gent, zoon van Maria Petronella De Geyter uit Schelderode (Merelbeke), trok hij van jongs af aan mee met reizende gezelschappen. In die periode stonden paardenacts centraal in opvoeringen. Het was voor Blondin een tijd van oefenen en groeien. Hij ontwikkelde zich er tot de bekwame springer en kunstrijder waar hij later bekend voor zou staan.
Ambitieus pionieren in theaterzalen
Blondin was een ambitieus man. We tekenen Brussel – 1800, Grand Théâtre, de latere Muntschouwburg-, Amsterdam in 1804 … Hij stond er met een ‘spectacle extra-ordinaire’ in theaterzalen. Het is wachten tot 1810 voordat de reizende Blondin terugkeert naar Gent, zijn geboortestad. Maar hoe! In dat jaar gaf hij acht vertoningen in het Grand Théâtre, de latere Opera nabij de Kouter, met zijn stuntgroep van acrobaten, springers en kunstrijders. In een tijd waar opera’s en komedies de theaterzalen vulden, was dit nieuw, grensverleggend. De vraag rees dan ook: kon een dergelijk gezelschap de toeschouwers evenveel boeien? De pers had er haar twijfels bij. Maar het Gentse theaterpubliek, die kon het smaken. Het zette Blondin er zelfs toe aan een eigen circus op te richten, een ‘renbaanonderneming’.
Lees meer in ‘van openlucht naar tent’
Met Cirque Olympique naar de foren (1815-1842)
Zijn eigen circus zag het daglicht in 1815 en kreeg de naam ‘Cirque Olympique’ mee. Een primeur voor België. Het programma bestond uit voltige* en pantomimes. De theaterzaal werd ingeruild voor de foor. Het circus trok een tijdje rond als ‘menagerie’*, maar dit bracht hoge verzorgingskosten met zich mee. Blondin koos er na een tijd voor alleen met paarden verder te gaan. Demonstraties van ruiterbehendigheden (springers, acrobaten en kunstrijders) werden de hoofdact.
Wanneer het circus in 1817 de Gentse foor aandeed, liet Blondin een barak van maar liefst 22 meter bouwen. Een voor die tijd ongeziene constructie. Het concept sloeg aan. Het circus bezocht doorheen de jaren verschillende steden in België, Nederland, Zwitserland, Frankrijk en Duitsland. In 1818 bestond het gezelschap uit 22 artiesten en 20 paarden. Later groeide het circus uit tot 48 (!) paarden en werd ook de bouw groter. In totaal trad hij met zijn circus een 10-tal keer op in Gent. Blondin trok zich in 1943 terug uit het circusleven en overleed vier jaar later in zijn woning op het Gentse Sint-Pietersplein. Zijn belang, ook op internationaal vlak, is niet te onderschatten.
– Concurrentiestrijd is van alle tijden … Vanaf 1824 kreeg Blondin op het foorplein in Gent concurrentie van een ander ‘Circus Olympique’, van circusuitbater Avrillon. Prompt informeerde Blondin de pers dat zijn circus, en enkel het zijne, aan de verwachtingen van het publiek kon voldoen. Ze konden dus maar beter met hem in zee gaan, wilden ze, naar eigen zeggen, ‘ontgoocheling en verwarring voorkomen’. Avrillon probeerde er tegenin te gaan, maar Blondin bleef het populairst in zijn geboortestad. Hij was dan ook directeur van een solide onderneming met een gevarieerde show. Blondin kwam terug naar de Halfvastenfoor van 1828 en 1830. In 1840 trad hij voor een laatste keer op in de Rijschool aan de Lindelei. –
Anekdote
*Voltige is een discipline waarbij artiesten optreden op de rug van een bewegend paard / *Menagerie: een reizende dierentuin, met verschillende diersoorten